Rik De Boe, 'Raamblind'

Zuid

Lees eerst dit !

, 'oH jay' !

(tlhIngan toy'wI'vo' tlhIngan)

“Ik hou niet van die Gouden-Eeuwse kostuums”, zegt collega Michael, “maar ik hou wel van zijn werk. Ik beheers zijn taal niet maar ik versta ze wel, zoals ik Klingon wel kan lezen maar het niet spreek. Zijn tekeningen zijn letterlijk benaderingen en bovendien ademen ze heel erg stil de lucht der Lage Landen.”

“Michael, je zoekt het veel te ver, er is geen direct verband met de Gouden Eeuw meer mogelijk, wat je ziet is iets anders. Maar je bent niet alleen, de meesten zoeken het veel te ver. Neem nu de ruimte, die verte bij uitstek en door middel van een arsenaal aan kijkers eindeloos bekijkbaar, onderzoekbaar, betuurbaar. Maar als ik beweer dat de stad Kiev precies even ver van ons verwijderd is als de planeet Saturnus, namelijk een gedachtensprong ver, minder dan een oogwenk, dan blijft van die ruimte weinig anders over dan de afstand tot onze relaties, tot de wereld der voorwerpen, de wereld der dieren, bomen en mensen. Of wat te zeggen van de ruimte tussen gescheiden geliefden? Die is nóg onmetelijker dan het universum. Of wat met de afstand tussen kinderen en hun ouders, al dan niet in leven? Ik weet het Michael, dit alles roept weemoed op, maar er is meer. Want wat zie je als je het niet te ver zoekt? Je ziet een gestold geheel, een tijdelijk verbond tussen stofdeeltjes op een tijdelijk geheel van eveneens stofdeeltjes -herkenbaar als houtskool op papier- dat onze blik leidt, daarbij al dan niet geholpen -of gehinderd zo je wil-door een houten lijst met glas er in. ‘Onze’ blik, dat is die van de kijker die net als de maker ook al van stof is.”

“Er blijft dan zo op het eerste gezicht niet heel veel over van dat werk van Rik De Boe”, probeert Michael.

“Kijk, ooit begon ikzelf aan de reeks ‘Cultuurgids voor blinden’ waarin de dingen tot hun essentie herleid worden. Nietszeggende onderschriften bij beelden in reisgidsen roepen andere, doorgaans interessantere beelden op dan de respectieve afgedrukte foto’s. Een dergelijk proces is bij Rik De Boe voortdurend aan de gang, ver voorbij de figuratie die grotendeels door de kijker zelf wordt ingevuld want de aanduidingen zijn soms heel minimaal (een flard vlag, een licht of donker detail, een schaduw) of repetitief (glas -zowel getekend als echt breekbaar-, raamkozijnen, lamellen). Wat gebeurt er bijvoorbeeld net naast de tekening, naast de fraaiheid, net naast de lijst? Wat verbergt zo’n lijst niet al? Ik zie je begrijpend knikken en denken ‘we zijn met z’n allen raamblind’. Het zou de titel van een tentoonstelling kunnen zijn. Of de eerste regel uit een lijvig boek met de maker als hoofdfiguur. Een boek over kijken naar een diep aanvoelen dat zich helemaal achterin het doorkijkje bevindt. Nog iets, heb je niet ook het gevoel dat iemand over je schouder meekijkt, voel je niet een adem, al dan niet heet, een heel klein beetje dreiging, of de gewaarwording dat je door de ogen van iemand anders door het raam naar buiten of binnen kijkt en krijg je het daardoor niet beurtelings warm en koud? Of dat iemand daarnet nog voor het raam stond te kijken en dat daardoor de gordijnen nog wat nagolven? Er heerst hoe dan ook een uitstel: iets of iemand is daar net weg en komt misschien later terug of zoals ik het zelf zie: iets of iemand moet nog komen. Alvast een voorschot, denk ik vaak.”

“Ja, maar”

“En dan die meesters, stok- en jonger oud maar allen verbonden door hun overlijden, hun in-de-canonglijden. Hoe virtuositeiten zich eindeloos blijven spiegelen.”

“Als in de lift van Luc Peire.”

“Zoals je wil, maar neem nu ’Side view on Mondriaan’ uit 2019. Er zijn felle tegenstanders maar hoe ontroerend kan Mondriaan niet zijn? Zijn composities zijn toen echt door een mens vervaardigd en vertonen inmiddels de klassieke ouderdomsverschijnselen, barstjes, vergelingen, scheeftrekkingen. Hoe kan een meesterwerk zich verhouden tot de tig reproducties die er van circuleren? Antwoord: het krijgt een troostvolle plaats binnen de canon en de geborgenheid van het museum. Maar dat is zonder onze waard gerekend want jonge meester Rik De Boe (°1964) snijdt niet enkel wat hoeken van de lijst weg, hij dwingt ook tot kijken naar wat voorgoed niet te zien is: een fotografische opname, de kleuren, weerspiegelingen langs alle kanten en zijden -in de weerspiegelde tuin zou je zowaar een scènebeeld uit Blow Up kunnen herkennen-. En opnieuw staat iemand mee te kijken. Je bent met andere woorden in een labyrint terechtgekomen, een hinkelspel van beelden en daaraan gekoppelde gewaarwordingen (Julio Cortázar schreef trouwens ook het kortverhaal ‘Blow Up’ waarop de film gebaseerd is).”

“1964 en daardoor deel van een generatie die door het conceptuele gemasseerd werd?”

“Precies, we beginnen elkaar te begrijpen. Denk aan de stoelen van Joseph Kosuth en vraag je af met hoeveel versies van werkelijkheid je bij De Boe af te rekenen krijgt. Of het nu Mondriaans, Vermeers, Fontana’s zijn of vergezichten en blinden tot en met de tijd zelf, zijn werk stelt voortdurend de vraag of wat we zien ons niet onomkeerbaar verweest. Uiteraard weet hij al die onbereikbaarheid virtuoos en stijlvol esthetisch te verpakken maar je zal toch voortdurend tegen je zintuigen botsen en op je hoede moeten zijn. Goede moed!”

JDW, 24.03.2022, Gent 

Represented artist